Je bent wie je kent

Van de week sprak ik een oude vriend van me (die heb ik tegenwoordig). We hadden elkaar al heel lang niet gezien, dus er was veel om over te praten. Hoe is het met je kinderen, je relaties, je werk? Ben je gelukkig? Dat soort dingen. Ik vroeg ook naar zijn moeder. En z’n antwoord daarop bleef de hele week nog bij me hangen. Het kwam er op neer dat hij zei dat het tussen zijn moeder en hem goed ging ‘omdat ze nog steeds regelmatig ruzie maken’. Huh? ‘Ja, want als ik geen ruzie meer met haar maak, is het pas echt mis. Nu doe ik tenminste nog moeite!’.

Nu moet je weten dat ik me niet kan voorstellen ruzie te hebben met m’n ouders. We zijn erg van de harmonie thuis en ik rilde ook een beetje bij de gedachte dat ik zo’n relatie met mijn moeder zou hebben. Maar later in de week, na enig nadenken, snapte ik het beter. Ik kwam op twee dingen uit. Eén aspect is het idee dat we degene van wie we het meest houden, het meest pijn kunnen doen. En het andere aspect is wat de relatie met de ander zegt over wie we zijn of hoe we onszelf zien.

Jezelf laten zien aan anderen

Het idee dat we degene van wie we het meeste houden het meest/makkelijkst pijn doen, zit hem in de notie dat we ons zo nabij diegene voelen, dat we makkelijk de donkere kanten van onszelf laten zien. De kwetsbare, minder mooie en minder sociaal wenselijke kant. Dat bedoelde mijn vriend waarschijnlijk met dat ruzie maken een soort van uiting is van dat het nog wel goed zit met hem en z’n moeder.

Dat herken ik wel. Thuis ben ik een stuk minder proactief, geduldig, inlevend, grappig en aandachtig dan als ik een training geef of in een assessment met een deelnemer bezig ben om diegene te helpen in diens leerwerk. Vaak genoeg krijg ik privé het ‘verwijt’ dat al mijn positieve aandacht voor ‘daar en dan’ is en niet voor thuis, in het ‘hier en nu’. Dat heeft natuurlijk niet zoveel te maken met dat ik moe thuis kom of heel even geen zin heb om m’n best te doen. Het heeft alles te maken met mijn aanname dat ik word geaccepteerd voor wie ik ben. Voor de mooie en de minder mooie dingen die ik bij me draag. En dat ik dus wel een potje mag breken. Wat ik dan ook regelmatig doe…

Jezelf zien in anderen

Dat andere aspect gaat over hoe wij onszelf terug zien in de mensen om ons heen. Ik denk namelijk dat alle belangrijke mensen om me heen iets zeggen over wie ik ben. Zo vind ik die vriend over wie ik het had iemand die heel erg moedig is. Een echte strijder. Niet bang voor de confrontatie en altijd in staat om ‘het leven aan te gaan’. Dat waardeer ik enorm in hem, omdat het iets is wat ik ook in mezelf zie en graag zo zou willen handhaven.

Mijn moeder zie ik als de geduldige, respectvolle en ietwat volgzame kracht in mijn leven. Zij is er altijd voor anderen en kan zorgen als de beste. Iedereen is in principe welkom bij haar en ze heeft de stille kracht tot haar beschikking om de zwaarste dingen in het leven in serene stilte te dragen. Ik zou een veel te grote broek aantrekken om me dat aan te meten, maar het is wel iets wat ik nastreef in m’n eigen leven. Omdat ik weet hoeveel het mij gebracht heeft om onvoorwaardelijk liefde te voelen, wil ik dat graag doorgeven aan de mensen om me heen.

En zo zijn alle mensen om me heen op die manier een reflectie van een stukje van mij. Zo ben ik dus ook een stuk zachter als ik bij m’n moeder ben dan als ik bij mijn collega ben die ik heel hoog heb zitten op haar doorzettingsvermogen. (Daar mag ik namelijk nog wel een onsje meer van soms).

Jezelf vragen stellen

Al met al denk ik dus dat deze twee aspecten maken dat we ons gedragen zoals we dat doen bij onze intimi. Onze vernislaagjes gaan er wat makkelijker af en ze representeren een aspect van ons waar we iets van vinden. Soms ten goede, soms ten slechte. Dus de volgende keer als je merkt dat je niet zo aardig of lief bent tegen een geliefde, vraag je dan eens af: ‘Doe ik nu zo, omdat ik me zo op m’n gemak voel bij hem of haar?’ of ‘ Wat kom ik in mezelf tegen wat maakt dat ik hem of haar zo akelig behandel?’ Ik ben heel benieuwd naar waar je dan op uitkomt.