Gelukkig werken in het onderwijs

Positieve psychologie is hard werken

Onno Hamburger is trainer bij Van Harte & Lingsma, maar bovenal is hij de gelukscoach van Nederland. Sinds zijn boek ‘Geluk op het werk’ dat hij schreef met Ad Bergsma vorig jaar uitkwam, is er heel wat gebeurd.

‘Het is zo bijzonder,’ vertelt hij enthousiast, ‘organisaties staan steeds meer open om na te denken over geluk op het werk. Vroeger moest ik steeds uitleggen waar het om ging, nu vragen opdrachtgevers hoe je dat nou doet, geluk op het werk. Het is logisch geworden dat geluk en goed werk bij elkaar horen.’

Menig initiatiefnemer met een goed idee zal jaloers kijken naar de snelheid waarmee je je gedachtegoed hebt overgebracht. Hoe breng je zo’n transitie tot stand?

‘Ik was niet alleen. We hebben met heel veel mensen aan de weg getimmerd, onder andere Jacqueline Boerefijn, Ad Bergsma, Linda Bolier, Ruut Veenhoven en Arjan Haring. Op een gegeven moment zijn we gaan brainstormen. We wilden allemaal iets met het onderwerp, maar het hoe wisten we niet. Toen kwam het Happiness congres in 2007 en er waren zoveel mensen geïnteresseerd. We hebben een LinkedIn groep opgericht en we zijn aan de slag gegaan.

‘Ik heb een boek over ‘Geluk op het Werk’ geschreven. Clara den Boer heeft een gelukskoffer voor op school ontwikkeld. Er is een stichting opgericht met als doel om geluksonderwijs te stimuleren. Dat is eigenlijk zo logisch. Als wij geluk zo belangrijk vinden, waarom helpen we onze kinderen er dan niet mee?

‘Ik besef best wel dat niet iedereen altijd 100% gelukkig kan zijn. Ruut Veenhoven vertelde mij laatst dat hij de ervaring heeft dat mensen die positieve psychologie aanhangen (bijvoorbeeld positieve psychologen), zelf ook positiever zijn ingesteld. Dat herken ik wel. Blijkbaar wordt je ermee besmet. Uit onderzoek blijkt zowel geluk als ongeluk besmettelijk te zijn. Wanneer je je daar bewust van bent, heb je zelf de keuze waar je aandacht aan geeft.’

Hoe kun je positieve psychologie in een organisatie vormgeven?

‘We doen een diagnose door middel van vragenlijsten. Dan zoeken we uit wat dat voor de organisatie betekent. We kijken naar mensen of teams die het leuk vinden om te experimenteren of die al een positieve grondhouding hebben. Die krijgen experimenteerruimte. Mensen vinden het leuk en steken anderen aan. De belangrijkste factoren die bepalen of mensen mee gaan doen, zijn vrijwilligheid, ruimte voor experimenteren en keuzevrijheid. Het werkt niet meer als een plan van bovenaf wordt uitgerold in de organisatie. Dat is net zoiets als zeggen dat iemand spontaan moet zijn. Je leert mensen geen losse trucjes, je leert ze op een bepaalde manier denken en werken. Je gaat bij jezelf naar binnen en kijkt waar je flow zit. Dat is niet alleen plezierig, het is ook erg confronterend. Want je komt dan ook op de vraag: zit ik hier wel goed? Is dit wel mijn organisatie? Gelukkig beginnen organisaties zich ook te realiseren dat mensen niet meer voor hun leven verbonden zijn aan een bedrijf en soms elders gelukkiger kunnen werken.’

Werk je ook voor het hoger onderwijs?

‘Intussen geef ik lezingen en gastcolleges in het hoger onderwijs. Het grappige is dat de initiatieven vanuit de studenten komen, de docenten kijken de kat nog even uit de boom. Ik merk dat studenten erg veel behoefte hebben aan positieve psychologie. Ik denk ook dat het thema veel meer past bij de jongere generatie. Zij zijn veel meer bezig met zichzelf ontwikkelen. Zij stellen zich de vraag: ‘waar wil ik naar toe?’ Voor hen is het niet meer vanzelfsprekend dat de werkgever een carrièrepad uitstippelt dat je als werknemer gaat volgen. Zij zoeken het meer in zichzelf.’

Een stelling: hogescholen zijn innovatiever dan universiteiten ‘Wat me opvalt is dat de docenten in het hoger onderwijs bevlogener en pragmatischer zijn dan docenten aan de universiteit. Hogescholen zijn ook innovatiever. Bij universiteiten wordt vaak gewacht tot de Amerikaanse collegae een onderwerp hebben geadopteerd, voor er in Nederland mee aan de slag gegaan wordt. Positieve psychologie is nog redelijk jong. Wij zijn, samen met de Scandinaviërs, voorlopers op dit terrein. Het verbaast me dat de academische wereld geen gebruik maakt van die voorsprong. De hogescholen springen wel in, de universiteiten moeten ook meer versnellen.

‘Positieve psychologie past heel erg goed bij de moderne technologie en marketing. Dan hebben we het over delen, over anderen helpen, over niet pushen. Precies de dingen waar mensen gelukkiger van worden.’

Stel je voor dat de nieuwe minister van onderwijs zou zeggen: het hoger onderwijs moet besmet raken met positieve psychologie, wat zou je dan doen?

‘Ik zou geld beschikbaar stellen voor onderzoek en studenten de ruimte geven voor dit vak. Ik weet zeker dat studenten het vak massaal gaan volgen. Ook studenten in bètarichtingen. Laatst gaven we een workshop aan technische consultants. Het accent lijkt dan anders te liggen, maar ze waren er heel erg mee bezig. De inhoud was ook voor hun heel smakelijk!

‘Ik ben ook erg benieuwd naar het effect van gamification. Bij games ontwikkelen mensen zich stapje voor stapje en krijgen steeds een beloning. Ik denk dat dat in de toekomst de manier van leren wordt. Daarmee bevorder je zelfleiderschap. Mensen weten vaak zelf wel dat ze iets kunnen, maar moeten daarin soms ondersteund of geholpen worden. Het gaat niet meer om doceren, maar om vragen: ‘Wat zou jij anders doen?’

‘Ik vind dat organisaties primair hun medewerkers moeten faciliteren. Mensen kunnen zelf heel goed leiding geven aan zichzelf. Als de organisatie dat niet doet, dan creëert hij machteloosheid. De mensen kunnen dan alleen nog reactief handelen.’

Wat wil je nog kwijt aan onze lezers?

‘Positieve psychologie kun je gebruiken op alle terreinen van het leven. Je kunt er de hele dag mee bezig zijn. Er wordt vaak gedacht dat positieve psychologie alleen maar ‘leuk’ is. Dat is niet zo. Het is hard werken en er komen veel emoties los. Je moet accepteren dat er dingen zijn die niet leuk zijn. Daar doe je wat mee. Je hebt je eigen verantwoordelijkheid om bij te sturen. Bijvoorbeeld: als mensen de keuze hebben, zijn twee reacties mogelijk. De een zegt: ‘ik doe niets.’ Dat geeft geen energie. De ander zegt; ‘ik pak het op.’ Dat kost energie, maar het geeft ook energie, misschien niet direct, maar zeker op termijn. Die twee basisstanden vechten om aandacht. Daar kun je jezelf op sturen. Vaak zijn mensen op zoek naar een quick fix en zeggen: ‘doe mij dat wondermiddel maar.’ Natuurlijk werkt het niet, dus raken ze teleurgesteld en hobbelen vervolgens naar een volgend wondermiddel. Zo raken ze alleen maar meer teleurgesteld en raken ze hun energie kwijt. Als je bewust kiest om het wel op te pakken, dan neem je de regie in handen.’